De vier rijken
Bijles Biologie HAVO
Bacteriën, schimmels, planten en dieren
Levende wezens op aarde zijn verdeeld over vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Let op: virussen zijn geen levende wezens en behoren daarom niet tot een van de rijken. Ze bestaan ook niet uit cellen. Bacteriën, schimmels, planten en dieren bestaan overigens wel uit cellen. Virussen vertonen geen enkel levenskenmerk en kunnen zichzelf niet voortplanten.
De cellen van bacteriën, schimmels, planten en dieren zijn verschillend. Bacteriën zijn de kleinste levende wezens. Ze hebben dan ook de kleinste cellen. Het erfelijk materiaal zit niet in een kern. Die hebben bacteriecellen namelijk niet. Het materiaal zweeft rond in de cel.
Na de bacteriën komen de schimmels. Die cellen zijn al iets groter. Schimmelcellen hebben wel een celkern waar het erfelijk materiaal in is opgeslagen.
De cellen van planten en dieren zijn vrijwel even groot. Ze hebben beide een celkern waar het erfelijk materiaal in is opgeslagen. Plantencellen hebben nog wat andere onderdelen die de rest niet hebben. Plantencellen hebben namelijk ook plastiden en vacuolen.
Planten worden verdeeld in vier afdelingen: wieren, mossen, varenachtigen en zaadplanten.
Dieren worden verdeeld in meer afdelingen, acht zelfs
Dieren worden verdeeld in meer afdelingen, acht zelfs.
Dat zijn: eencellige dieren, sponzen, holtedieren, (plat-, rond- en ring-)wormen, stekelhuidigen, weekdieren, geleedpotigen en gewervelde dieren. Afdelingen van dieren verdelen we weer in klassen. Er zijn drie afdelingen, die je moet kunnen verdelen in klassen, die tot het eindexamenstof behoren.
- Weekdieren
- Inktvissen
- Slakken
- Schelpdieren
- Geleedpotigen
- Duizendpotigen
- Kreeftachtigen
- Spinachtigen
- Insecten
- Gewervelde dieren
- Vissen
- Amfibieën
- Reptielen
- Vogels
- Zoogdieren
Ga voor jezelf na of je een paar dieren per afdeling en per klasse kunt opnoemen. Lukt dat al een beetje?
Autotrofe en heterotrofe organismen
We gaan tot slot kijken naar wat precies het verschil is tussen heterotrofe en autotrofe organismen. Autotrofe organismen (planten en sommige bacteriën) zijn in staat om hun eigen ‘voedsel’ aan te maken uit de uitsluitend anorganische stoffen die ze opnemen.
Heterotrofe organismen (dieren, schimmels en de meeste bacteriën) zijn niet in staat zijn eigen ‘voedsel’ te maken en nemen organisch materiaal in als ‘voeding’.