Afronden en grootheden
Bijles wiskunde A HAVO
Welke basisregels zijn er?
Laten we even kijken naar wat basisregels voor afronden. Als je moet afronden in één decimaal dan kijk je naar het tweede decimaal.
Is het decimaal groter of gelijk aan 5 dan rond je af naar boven. 5,27 wordt 5,3
Is het decimaal kleiner dan 5 dan rond je af naar beneden. 5,22 wordt 5,2
Dus ook als je op één decimaal moet afronden terwijl er meer cijfers achter de komma staan, kijk je nog steeds naar het tweede getal. Dus 5,246 wordt 5,2
Tip! Kijk altijd aan het eind van je opdracht of er in de vraag staat op hoeveel decimalen je moet afronden. Als je niet goed afrond kost dit je punten en dat zou natuurlijk zonde zijn! Staat er niet op hoeveel decimalen je moet afronden, denk dan logisch na. Gaat het om euro’s dan rond je af op 2 decimalen. Een kans rond je vaak af op 3 decimalen.
Hoe kan je omrekenen?
Er gaat 100 cm in 1 meter. Maar, weet jij ook hoeveel cm³ in een 1m³ gaat? Check het schema hieronder. We gaan kijken hoe je lengte, gewicht, inhoud en oppervlakte omrekent.
We gaan eerste naar lengte kijken. Die is het meest eenvoudig. Het gaat bij lengte om de meter.
Het is handig om eerst de voorzetsels uit je hoofd te leren. De voorzetsels geven aan hoe groot of hoe klein een hoeveelheid is.
- Kilo, 1000
- Hecto, 100
- Deca, 10
- Deci, 0,1
- Centi, 0,01
- Milli, 0,001
Zie je dat we, als we naar boven gaan in het rijtje vermenigvuldigen met 10 en als we naar beneden gaan delen door 10.
Er is ook een handig ezelsbruggetje hierbij.
Kan het domme mannetje de computer maken?
De eerste letters van de woorden geven de lengtematen aan.
km – hm – dam – m – dm – cm – mm
Als je een stap van links naar rechts zet, vermenigvuldig je met 10. Als je een stap van rechts naar links zet deel je door 10.
Kijk maar, 1 meter is 100 cm, 10 mm is 1 cm en 1 km is 10 hm.
Gewicht en inhoud
We werken ook met stapjes van 10 bij gewicht, in kilos en inhoud in liters.
kg – hg – dag – g – dg – cg – mg
kL – hL – daL – L – dL – cL -mL
Voor oppervlakte, vierkante meters, ga je weer aan de slag met hetzelfde rijtje als bij de lengtematen.
Alleen, nu ga je in plaats van stapjes van 10, stapjes van 100 maken.
Dus, 1m² is is 10000 cm², 1000cm² is 0,1 m² en 1 mm² is 0,01 cm².
Voor inhoud, kubieke meters, werken we in stapjes van 1000.
1 m³ is 1000dm³, 1000cm³ is 0,001 m³ en 1mm³ is 0,001cm³.