Warmtetransport: geleiding, stroming en straling

Bijles NaSk VMBO

Op welke manieren kan warmtetransport plaatsvinden?

Warmtetransport verloopt altijd van een plaats met een hoge temperatuur naar een plaats met een lagere temperatuur. De manieren waarop dit warmtetransport kan plaatsvinden zijn door geleiding, door stroming en door straling.

Geleiding:

Stoffen die de warmte goed geleiden heten warmtegeleiders. De warmtegeleiders zijn vaste stoffen, die op hun plaats blijven wanneer zij de warmte geleiden. Denk bijvoorbeeld aan pannen. Deze zijn van metaal gemaakt en kunnen tijdens het koken heel heet worden. De moleculen in het metaal gaan bij verwarmen steeds harder trillen en stoten zo omliggende moleculen aan. Op die manier wordt de warmte door de stof heen getransporteerd. Daarom wordt de gehele pan tijdens het koken warm.

Warmtetransport als stroming

Stroming:
Deze manier van warmtetransport kan plaatsvinden bij vloeistoffen en gassen. Onder andere de warme lucht die vrijkomt bij de verwarming verplaatst zich via stroming.
Warme lucht stijgt via de muur bij de verwarming op en bereikt het plafond. Langs het plafond koelt de lucht steeds verder af en zal het uiteindelijk terug naar de bodem afdalen. Bij stroming verplaatst de verwarmde stof zich dus, terwijl deze bij geleiding op zijn plaats blijft.

Straling

Straling:
Warmtestraling is een onzichtbare vorm van licht. De straling wordt door een voorwerp geabsorbeerd (opgenomen). Deze opgenomen straling wordt in het voorwerp omgezet in warmte, waardoor de temperatuur van het voorwerp toeneemt. Een voorbeeld van warmtetransport door straling is de opwarming van de aarde als gevolg van de straling van de zon.