Radioactief verval: halveringstijd en activiteit
Bijles natuurkunde VWO
Wanneer is er sprake van een statisch proces?
Het vervalproces van instabiele kernen is een statisch proces. Het is een spontane gebeurtenis en het is is daarom niet mogelijk om precies te bepalen wanneer het verval van een specifieke atoomkern zal plaatsvinden. Het is gelukkig wel mogelijk om het vervalproces te beschrijven van een grote groep kernen.
Dit doen we aan de hand van de halveringstijd t1/2.. Dit is de tijd waarna de helft van de kernen die oorspronkelijk aanwezig waren ( = N(0)) vervallen zijn.
Dit doen we aan de hand van de halveringstijd t1/2.. Dit is de tijd waarna de helft van de kernen die oorspronkelijk aanwezig waren ( = N(0)) vervallen zijn.
Het aantal te verwachten radioactieve kernen op tijdstip t (N(t)) is uit te rekenen met namelijk:
Aangezien de activiteit A (in Bequerel, afgekort met Bq) recht evenredig is met het aantal instabiele kernen, is de hiervoor genoemde formule ook schrijven als:
Zoals je in beide formules kunt zien is de radioactiviteit van een materiaal kleiner als de halveringstijd van dat materiaal groter is.
De stralingsintensiteit I (in W/m2) is zoals de naam al zegt de intensiteit van de afgegeven straling. Deze is ook recht evenredig met de activiteit A, waardoor ook de volgende formule opgesteld kan worden:
De stralingsintensiteit I (in W/m2) is zoals de naam al zegt de intensiteit van de afgegeven straling. Deze is ook recht evenredig met de activiteit A, waardoor ook de volgende formule opgesteld kan worden:
Oefenenvraag over vervallen
Voorbeeldvraag vervallen:
Je begint met een hoeveelheid van 800 mg argon-37. Na hoeveel tijd is 775 mg hiervan vervallen.
Juiste antwoord: na 175 dagen.