Fotosynthese
Bijles Biologie HAVO
Wat gebeurt er bij fotosynthese?
Planten zetten koolstofdioxide en water om in glucose en zuurstof door middel van fotosynthese (koolstofassimilatie). Hiermee leggen ze energie vast. Dit maakt planten heel erg belangrijk voor ons. We hebben ze namelijk nodig voor voedsel. We gebruiken glucose als brandstof zodat we kunnen bewegen en groeien. We hebben ze natuurlijk ook nodig om de koolstofdioxide die we uitademen om te zetten in zuurstof die we weer in kunnen ademen. Zonder fotosynthese zou de zuurstof in de lucht langzaam opraken. Niet alleen wij, maar alle levende wezens zouden sterven. Planten en fotosynthese, super belangrijk dus!
Waar vindt fotosynthese plaats?
Fotosynthese vindt plaats in speciale plekken in de cellen van planten, de bladgroenkorrels. Bladgroenkorrels komen voor in de groene delen van planten. Daar voeren ze fotosynthese uit met behulp van enzymen.
Planten halen hiervoor koolstofdioxide (CO2) uit de lucht, water (H2O) uit de bodem en verkrijgen de benodigde energie uit zonlicht.
Het water neemt de plant op met de wortels. Het water wordt vervolgens getransporteerd via de stengels naar de bladeren. Bij de bladeren vindt de productie van glucose voornamelijk plaats. Licht neemt de plant op met behulp van het stofje chlorofyl wat in de bladgroenkorrels zich bevindt. Koolstofdioxide wordt opgenomen door de huidmondjes op de bladeren. Met de huidmondjes kan de plant ook zuurstof afstaan.
Voortgezette assimilatie
De scheikundige reactie ziet er als volgt uit:
6 CO2 + 6H2O + lichtenergie → C6H12O6 + H2O
(koolstofdioxide + water + energie → glucose + water)
Let op! Er is zonlicht nodig voor fotosynthese dus de reactie stopt zodra het donker wordt!
De plant gebruikt ook een beetje glucose om te leven. Als door een plant meer glucose wordt gevormd dan er wordt gebruikt neemt de plant toe in gewicht… de plant groeit.
Glucose kan weer omgezet worden in allerlei andere organische stoffen. Dat noemen we voortgezette assimilatie.