Le présent in het Frans is in het Nederlands de tegenwoordige tijd.
hij koopt, zij wandelen, wij wonen, jullie hebben, ik ben
Om le présent te vormen heb je het hele werkwoord nodig. Van het hele werkwoord haal je -er af. Je houdt de stam over. Achter de stam plak je een van de uitgangen. De uitgangen van werkwoorden in le présent zijn:
- Je …e
- Tu …es
- Il/elle/on …e
- Nous …ons
- Vous …ez
- Ils/elles …ent
We gaan kijken naar hoe aimer wordt vervoegd in le présent.
j’aime
tu aimes
il/elle/on aime
nous aimons
vous aimez
ils/elles aiment
De meeste werkwoorden gaan zoals aimer gaat. Dat zijn de regelmatige werkwoorden. Er zijn in het Frans ook veel onregelmatige werkwoorden zoals savoir, sortir, prendre en faire.