Balans
Bijles Bedrijfseconomie VWO
Wat wordt weergegeven op een balans?
Een balans is een overzicht van bezittingen en vermogen op een bepaald moment, vaak op 31 december van het jaar. De gouden regel bij een balans is dat beide kanten gelijk moeten zijn – ze moeten in balans zijn. Waar bestaan beide kanten dan uit?
De linkerzijde van de balans wordt de debetzijde, ook wel ‘activa’, genoemd. Het gaat hier om de bezittingen van de organisatie. Deze bezittingen worden opgedeeld in drie onderdelen: vaste activa, vlottende activa en liquide middelen.
De debetzijde
Vaste activa
Onder de vaste activa vallen alle bezittingen die langer dan één jaar meegaan. Denk bijvoorbeeld aan een gebouw, bedrijfsauto’s en machines.
Vlottende activa
Onder de vlottende activa vallen alle bezittingen die korter dan één jaar meegaan. Ook bezittingen die in geld zijn om te zetten vallen onder de vlottende activa. Denk bijvoorbeeld aan voorraden, debiteuren, vooruitbetaalde bedragen of te ontvangen bedragen.
Liquide middelen
Onder de liquide middelen valt het kasgeld en banktegoed. Het kasgeld is fysiek aanwezig en het banktegoed is binnen een korte termijn op te nemen bij de bank.
De rechterzijde van de balans wordt de creditzijde, ook wel ‘passiva’, genoemd. Het gaat hier om het vermogen van de organisatie, op te splitsen in het eigen vermogen en het vreemd vermogen.
Het eigen- en het vreemd vermogen
Eigen vermogen
Het eigen vermogen bestaat uit de nettowinst en de reserves van de organisatie. Een reserve is bijvoorbeeld een winstreserve; winst dat door de organisatie wordt gereserveerd voor bijvoorbeeld moeilijke (financiële) tijden.
Vreemd vermogen
Het vreemd vermogen op de balans kan worden gezien als schulden van de organisatie. Het vreemd vermogen bestaat uit voorzieningen, langlopende schulden en kortlopende schulden. Voorzieningen zijn opgezet omdat het exacte bedrag- en moment van betalen nog onzeker is. Al deze bedragen vallen onder de voorzieningen. De langlopende schulden zijn schulden die een looptijd hebben van langer dan één jaar, terwijl kortlopende schulden een looptijd hebben van korter dan één jaar. Een voorbeeld van een langlopende schuld is de hypothecaire lening, een voorbeeld van een kortlopende schuld is een crediteur. Dit is iemand waarbij de organisatie nog een schuld open heeft staan.