Voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord
Bijles Nederlands VWO
Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord vind je vaak helemaal achteraan in de zin. Je kunt die vaak makkelijk herkennen. Voltooid deelwoorden beginnen namelijk meestal met ge- en soms ook met ver-, be-, er-, ont-, her-, mis-. Je gebruikt een voltooid deelwoord om te vertellen over iets wat afgerond is. De handeling is af.
Sterke en zwakke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden, werkwoorden waarbij de klank verandert in de verleden tijd, eindigt het voltooid op -en. Denk bijvoorbeeld aan ontbeten, gedaan, gemogen, belegd, misdragen.
Bij zwakke werkwoorden gaan we weer ‘T eX-KoFSCHiP gebruiken om te bepalen of het voltooid deelwoord eindigt op -t of -d.
Ben je vergeten hoe ‘T eX-KoFSCHiP werkt? Kijk even naar onze uitleg over werkwoordspelling voor persoonsvormen.
Als je in de verleden tijd het werkwoord met -te(n) schrijft, dan schrijf je het voltooid deelwoord met -t. Als je in het verleden tijd het werkwoord met -de(n) schrijft, dan schrijf je het voltooid deelwoord met -d. Denk bijvoorbeeld aan gekund, gewild, geschilderd.
Wat is een tegenwoordig deelwoord?
Misschien noemen ze bij jou op school het tegenwoordig deelwoord het onvoltooid deelwoord. Ze zijn hetzelfde. Bij een tegenwoordig deelwoord is de handeling nog niet af. Hij is onvoltooid. Het tegenwoordig deelwoord schrijf je door achter het hele werkwoord een -d te plakken.
Krijsend werd het kind in bed gelegd.
Een tegenwoordig deelwoord kan ook worden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
Het krijsende kind werd in bed gelegd.