Fasen en faseovergangen
Bijles Scheikunde VWO
Uit welke drie fasen kan een stof voorkomen?
Een stof kan voorkomen in drie verschillende fasen. De overgangen tussen de fasen hebben ook allen een eigen benaming. Denk bijvoorbeeld aan smelten, condenseren en rijpen. Je kent die drie fasen waarschijnlijk al: vast, vloeibaar en gasvormig. Als we de fasen scheikundig willen noteren maken we gebruik van de afkortingen van de Engelse termen. Dit is gewoon een afspraak. Je zult de afkorting dan ook overal ter wereld tegenkomen.
Een vaste stof wordt aangeduid met (s), van het Engelse woord solid. Een vloeibare stof wordt aangeduid met (l), van het Engelse woord liquid. De laatste spreekt voor zich. Een gasvormige stof wordt namelijk aangeduid met (g), van het Engelse woord gas.
Hoe zie je in welke fase een stof zit?
We kunnen zien in welke fase een stof zit als we kijken naar hoe de moleculen van die stof gerangschikt zijn. Als de moleculen heel strak en regelmatig aan elkaar verbonden zijn hebben we te maken met een vaste stof. Omdat de moleculen zo stevig aan elkaar vast zitten kan de stof zelf ook niet bewegen. Vandaar dat de stof vast is.
Als we te maken hebben met een vloeibare stof zitten de moleculen nog steeds aan elkaar vast. Het verschil is dat ze een stuk minder geordend en stevig aan elkaar vastzitten waardoor een vloeibare stof kan bewegen.
Bij een gasvormige stof zijn de bindingen tussen de moleculen heel zwak. Ze zitten niet meer zo goed aan elkaar vast. Ze kunnen daarom vrij bewegen.
Hieronder zijn alle mogelijke fasen en faseovergangen weergegeven.
De fase van een stof is afhankelijk van...
Welke fase een stof zich in bevindt, is afhankelijk van de temperatuur in de omgeving.
Denk maar aan water. Als het water onder de 0 graden is, is het ijs. Daarboven smelt het en wordt het water. Het water kookt en verdampt vanaf 100 graden. Onthoud goed dat elke stof zijn eigen kook- en smeltpunt.