Stofwisseling van cellen
Bijles Biologie VMBO
Stofwisselingsprocessen
Cellen zijn piepklein. Toch kunnen ze een heleboel voor elkaar krijgen. Cellen zijn namelijk in staat om zelf glucose en zuurstof van andere stoffen te maken. Ook kunnen cellen suiker en zuurstof weer verbranden om energie vrij te maken. Omdat cellen bepaalde stoffen opnemen en ze omzetten in andere stoffen noemen we zulke processen stofwisselingsprocessen. We gaan twee stofwisselingsprocessen bespreken: fotosynthese en verbranding.
Fotosynthese
Bij fotosynthese wordt koolstofdioxide omgezet in zuurstof en glucose. Daarvoor is ook water en licht nodig. Het proces ziet er dus zo uit:
koolstofdioxide + water + licht (energie) → glucose + zuurstof
Dit proces vindt alleen plaats in de bladgroenkorrels van een plant. Voor fotosynthese is licht nodig. Je kunt licht ook wel zien als de energie die nodig is voor het proces. Zonder lichtenergie kan er geen fotosynthese plaatsvinden. Fotosynthese kan dus niet in het donker. Temperatuur is ook belangrijk voor fotosynthese. Als het te warm is raken de cellen van de plant beschadigd. Ook als het heel koud is, zoals bij vorst in de winter, stopt fotosynthese.
Verbranding
Energie wordt verkregen door verbranding in cellen. Planten en dieren doen beide aan verbranding. Bij verbranding gebeurt er eigenlijk precies het tegenovergestelde van wat er bij fotosynthese gebeurt. De cel zet glucose en zuurstof om in koolstofdioxide, water en energie. Het proces ziet er zo uit:
glucose + zuurstof → koolstofdioxide + water + energie
Zie je? Fotosynthese, maar dan omgekeerd!
Onze cellen moeten aan verbranding doen om energie aan te leveren. Zonder energie kunnen we namelijk helemaal niks. Onze cellen komen aan glucose door middel van ons voedsel. We komen aan zuurstof door in te ademen. Dan komt er via onze longen zuurstof, via ons bloed, in onze cellen terecht. Onze cellen gaan dan aan de slag met verbranden, we krijgen dan energie en ademen koolstofdioxide uit.