Nederland (1848 - 1914)

Bijles geschiedenis VMBO

Welke veranderingen kwamen er vanaf 1848 in Nederland?

Op politiek gebied veranderde er in 1848 een hoop; Europese burgers (mannen en vrouwen) eisen meer invloed op politieke beslissingen in hun land. 1848 was een revolutiejaar omdat er veel opstanden waren dat er toe leidde dat de liberale burgerij grote politieke invloed krijgt. Liberale wetten maken een einde aan de standenmaatschappij.

Ook vragen verschillende groepen zoals vrouwen en arbeiders meer invloed en gelijke rechten, er is een opkomst van emancipatiebewegingen in Europa.

Industriële revolutie

In de 19e eeuw zijn er heel veel veranderingen binnen Europa, vooral economisch.

De industriële revolutie verspreidt zich vanuit Engeland over de westerse wereld en zorgt voor grote veranderingen.

Voor de industriële revolutie was er in Nederland sprake van: handwerk, thuiswerk, kleinschalige productie, productie voor de lokale markt, kolonialisme en was Nederland een agrarisch-stedelijke samenleving. Na de industriële revolutie veranderde dit in: machinearbeid, fabrieksarbeid, grootschalige productie, productie voor (inter)nationale markt, modern imperialisme en werd Nederland een industriële samenleving.

Welke gevolgen had de industrialisatie?

Industrialisatie had grote gevolgen voor de hele samenleving

  • Landbouw veranderde omdat veel werk nu door machines gedaan kon worden, hierdoor ontstond er een agrarische revolutie.
  • Omdat veel landbouw werk door machines gedaan kon worden, trokken landarbeiders naar de stad om in fabrieken te gaan werken.
  • Het transport verbeterde: fabrikanten en handelaren willen snellere verbindingen voor de toegenomen productie
  • Er werden stoomschepen en stoomtreinen gemaakt, kanalen en spoorlijnen werden aangelegd. Hierdoor was er ook meer behoefte aan kolen en ijzer en daarom ook een afzetgebied.
  • Regeringen uit Europa zetten de bevolking van hun koloniën onder druk om meer te kunnen produceren voor de Europese markt.
  • Er werd intensief gezocht naar nieuwe koloniale gebieden voor grondstoffen en om als afzetmarkt te kunnen gebruiken.

Omdat er sprake was van verstedelijking (mensen trekken van platteland naar de stad), ontstaat er in de stad een woningnood. Omdat er te weinig huizen zijn ontstaan er krottenwijken waar mensen wonen in armoede en er veel besmettelijke ziektes uitbreken (cholera). Omdat alle fabrieken zoveel mogelijk winst willen maken blijft het salaris van fabrieksarbeiders ontzettend laag, en worden ook vrouwen en kinderen ingezet om lange dagen te werken onder slechte omstandigheden.

Door deze maatschappelijke problemen komt steeds meer discussie over ‘de sociale kwestie’. Fabrikanten, handelaren en politieke leiders willen lange tijd niets aan de sociale kwestie doen, maar liberalen in de 19e eeuw geloven dat de economie en samenleving het best draait als er zoveel mogelijk vrijheid is. Hierdoor komt sociale wetgeving langzaam op gang.

Welke voorbeelden zijn er van sociale wetgeving?

Voorbeelden van sociale wetgeving waren:

  • Armenwet: Het parlement vond dat de kerk mensen moest helpen, maar degene die hulp nodig hadden maar niet door de kerk werden geholpen mogen door de gemeente worden geholpen.
  • Kinderwet (1847): Kinderen onder de 12 jaar mogen niet in fabrieken werken (wel op boerderijen en huishouding).
  • Ongevallenwet: Een deel van het loon werd doorbetaald als mensen door een ongeval niet meer konden werken.
  • Woningwet: De woningwet kwam met wettelijke voorschriften en regels om de kwaliteit van woningen te verbeteren.